Antiviraal middel, behorend tot de zogenaamde non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NNRTI). Het werkingsspectrum is beperkt tot HIV type 1. Rilpivirine is een niet-competitieve remmer van het HIV-1-reverse-transcriptase. Het bindt zich rechtstreeks aan het reverse-transcriptase-enzym en blokkeert zo de RNA- en DNA-afhankelijke DNA-polymeraseactiviteit van het virus door ontregeling van het katalytische gedeelte van het enzym.
De kinetiek bij kinderen vanaf 12 jaar is vergelijkbaar met de kinetiek bij volwassenen.
T1/2: 45 uur
Tmax: 4-5 uur
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Tablet (als hydrochloride) 25 mg
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Behandeling HIV infectie |
---|
|
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, duizeligheid, slapeloosheid. Misselijkheid. Verhoging van transaminasen, pancreasamylase, totaal cholesterol en LDL–cholesterol.
Vaak (1–10%): vermoeidheid, slaperigheid, depressie, abnormale dromen. Droge mond, braken, buikpijn. Anorexie. Huiduitslag. Verlaging van aantal leukocyten, aantal trombocyten en hemoglobine. Stijging van triglyceridengehalte, lipase, bilirubine.
Soms (0,1–1%): immuunreconstitutiesyndroom.
Anti-retrovirale combinatietherapie (cART) kan gepaard gaan met herverdeling van lichaamsvet (lipodystrofie) en metabole stoornissen (zoals hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie, hyperlactatemie, insulineresistentie, hyperglykemie en het ontstaan van of verergering van bestaande diabetes mellitus). Bij andere NNRTI's zijn gevallen van osteonecrose gemeld, vooral bij patiënten met algemeen erkende risicofactoren (o.a. gebruik van corticosteroïden, bovenmatig alcoholgebruik, ernstige immunosuppressie en overgewicht), voortgeschreden HIV-infectie of langdurige blootstelling aan anti-retrovirale combinatietherapie.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Controleer op tekenen van herverdeling van vet in verband met de mogelijke bijwerking lipodystrofie, waarop meer kans is bij hogere leeftijd of langdurige blootstelling aan anti-retrovirale combinatietherapie. Voorzichtig bij ernstige immunodeficiëntie in verband met groter risico van ontstekingsreacties op asymptomatische of nog aanwezige opportunistische pathogenen die tot ernstige klinische ziektebeelden (zoals CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde micobacteriële infecties of een Pneumocystis jiroveci pneumonie) kunnen leiden (immuunreconstitutiesyndroom). In dit kader kunnen ook auto-immuunziekten (zoals de ziekte van Graves) optreden, vaak pas vele maanden na aanvang van de behandeling.
Bij virologisch falen op rilpivirine is er meer kans op resistentie tegen lamivudine/emtricitabine. Bij een hoge baseline 'viral load' (> 100.000 HIV–1 RNA kopieën/ml) is er een groter risico van virologisch falen, met een hoger percentage resistentie tegen NNRTI's ontstaan na het begin van de behandeling. Rilpivirine is niet onderzocht bij patiënten met eerder virologisch falen op enige andere antiretrovirale behandeling. In hogere dosering (75 mg/dag) dan de aanbevolen dosering (25 mg/dag) kan een verlenging van het QTc–interval optreden.
Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een leeftijd > 65 jaar en bij patiënten met lichte tot matige leverinsufficiëntie. Er zijn geen gegevens over het gebruik en bij patiënten met ernstige leverinsufficiëntie.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Rilpivirine is substraat voor CYP3A; het remt P-gp.
Relevant:
Absorptie: de effectiviteit kan afnemen door een protonpompremmer (ontraden) of een H2-antagonist. De H2-antagonist moet ten minste 12 uur vóór of 4 uur na rilpivirine worden ingenomen.
Afname rilpivirine: de concentratie daalt doorinductoren. Combinatie wordt ontraden. Bij combinatie met rifabutine moet de dosering worden verhoogd.
Toename rilpivirine: de concentratie stijgt door claritromycine en erytromycine. Bovendien stijgt de concentratie van erytromycine.
Rilpivirine verhoogt de concentratie van: digoxine.
Overig effect: combinatie met bosentan of Viekirax® wordt ontraden.
Niet beoordeeld:
Absorptie: de fabrikant adviseert inname van een antacidum ten minste 2 uur vóór of 4 uur na rilpivirine.
Toename rilpivirine: ketoconazol verhoogt de concentratie en de AUC. Bovendien kan de concentratie van ketoconazol dalen.
Geboost darunavir verhoogt de concentratie en de AUC met ong. 150%; geboost lopinavir doet dit met ong. 50%.
Overig effect: de concentratie en de AUC van tenofovir disoproxil worden verhoogd met ong. 20%.
De concentratie en de AUC van methadon kunnen worden verlaagd met ong. 20%.
Hoge doses rilpivirine verlengen het QTc-interval, maar een dagdosis van 25 mg rilpivirine niet. Voorzichtigheid is geboden bij combinatie met middelen die het QTc-interval verlengen.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
NUCLEOSIDEN EN NUCLEOTIDEN (EXCL. REVERSE-TRANSCR-REMMERS) | ||
---|---|---|
Zovirax
|
J05AB01 | |
J05AB12 | ||
Cymevene
|
J05AB06 | |
Veklury
|
J05AB16 | |
Zelitrex
|
J05AB11 | |
Valcyte
|
J05AB14 |
FOSFONZUURDERIVATEN | ||
---|---|---|
Foscavir
|
J05AD01 |
PROTEASEREMMERS | ||
---|---|---|
Reyataz
|
J05AE08 | |
Prezista
|
J05AE10 | |
Telzir
|
J05AE07 | |
Crixivan
|
J05AE02 | |
Norvir
|
J05AE03 | |
Invirase
|
J05AE01 |
NUCLEOSIDE EN NUCLEOTIDE REVERSE-TRANSCRIPTASEREMMERS | ||
---|---|---|
Ziagen
|
J05AF06 | |
Emtriva
|
J05AF09 | |
Baraclude
|
J05AF10 | |
Epivir 3TC, Zeffix
|
J05AF05 | |
Vemlidy
|
J05AF13 | |
J05AF07 | ||
Retrovir AZT
|
J05AF01 |
NIET-NUCLEOSIDE REVERSE-TRANSCRIPTASEREMMERS | ||
---|---|---|
Pifeltro
|
J05AG06 | |
Stocrin
|
J05AG03 | |
Intelence
|
J05AG04 | |
Viramune
|
J05AG01 |
NEURAMINIDASEREMMERS | ||
---|---|---|
Tamiflu
|
J05AH02 | |
Relenza, Dectoza
|
J05AH01 |
ANTIVIRALE MIDDELEN VOOR HIVINFECTIE, COMBINATIEPREPARATEN | ||
---|---|---|
Kivexa
|
J05AR02 | |
J05AR20 | ||
J05AR13 | ||
Dovato
|
J05AR25 | |
J05AR18 | ||
J05AR19 | ||
J05AR03 | ||
J05AR09 | ||
Kaletra
|
J05AR10 |
OVERIGE ANTIVIRALE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Tivicay
|
J05AX12 | |
Celsentri
|
J05AX09 | |
Isentress
|
J05AX08 | |
J05AX24 |
ANTIVIRALE MIDDELEN VOOR BEHANDELING VAN HCV-INFECTIES | ||
---|---|---|
Zepatier
|
J05AP54 | |
Maviret
|
J05AP57 | |
Harvoni
|
J05AP51 | |
Copegus
|
J05AP01 | |
Sovaldi
|
J05AP08 | |
Epclusa
|
J05AP55 |
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.
Nog geen tweede medicijn geselecteerd.
Druk op ‘geneesmiddelen’ en vervolgens op om een geneesmiddel toe te voegen aan deze kolom.