Nevirapine is een antiviraal middel, behorend tot de zogenaamde non-nucleoside reverse-transcriptaseremmers (NNRTI's). Het werkingsspectrum van nevirapine is beperkt tot HIV type 1. Nevirapine is een specifieke, non-competitieve remmer van het HIV-1-reverse-transcriptase. Het bindt zich rechtstreeks aan het reverse-transcriptase enzym en blokkeert zo de RNA- en DNA-afhankelijke DNA-polymerase activiteit van het virus door ontregeling van het katalytische gedeelte van het enzym.
T1/2 = Bij chronisch gebruik:
T½(kinderen 2 mnd-1 jr): 32 uur;
T½(kinderen 1 jr-4 jr): 21 uur;
T½(kinderen 4 jr-8 jr): 18 uur;
T½(kinderen > 8 jr): 28 uur..
Eliminatie: De klaring neemt toe met factor 1½–2; de klaring (aangepast aan het gewicht) bij kinderen < 8 jaar is ca. tweemaal hoger vergeleken met volwassenen.
HIV:
0-2 mnd: Off-label
Kinderen en adolescenten: On-label
Doseringen > 300 mg/m2/dag: Off-label
Neonatale profylaxe: Off-label
Susp. oraal (als 0.5-water) 10 mg/ml
Tablet 200 mg
Tablet MGA 400 mg
Neonatale profylaxe bij HIV positieve moeder |
---|
|
Behandeling HIV infectie |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Huidreacties, transaminase stijging.
Zeer vaak (> 10%): milde tot matig–ernstige huiduitslag, zoals maculopapuleuze of erythemateuze huiduitslag met of zonder jeuk.
Vaak (1-10%): overgevoeligheidsreacties zoals anafylactische reactie, angio-oedeem en urticaria. Hoofdpijn, vermoeidheid, koorts. Misselijkheid, braken, diarree, buikpijn. Granulocytopenie (vaker bij kinderen). Afwijkende leverenzymwaarden (ASAT, ALAT, AF, γ-GT), verhoging van het totaal bilirubine, hepatitis, (acute) ernstige, levensbedreigende levertoxiciteit.
Soms (0,1-1%): verhoogde bloeddruk. Ernstige huiduitslag zoals Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) of toxische epidermale necrolyse (TEN). Geelzucht. Spierpijn, gewrichtspijn. Anemie.
Zelden (0,01-0,1%): geneesmiddelexantheem met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom).
Verder zijn gemeld: rabdomyolyse (bij het optreden van huid- en/of leverreacties). Gevallen van osteonecrose; vooral bij patiënten met algemeen erkende risicofactoren, gevorderde HIV-infectie of langdurige blootstelling aan antiretrovirale combinatietherapie (cART).
cART kan gepaard gaan met gewichtstoename en metabole stoornissen, zoals hypertriglyceridemie, hypercholesterolemie, insulineresistentie, hyperglykemie en het ontstaan van of verergering van bestaande diabetes mellitus.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Cave huidreacties en transaminase stijging.
Verminderde werkzaamheid: Voor een beoordeling van afname van de activiteit van nevirapine bij bepaalde mutaties in het HIV-1: zie rubriek 5.1 van de officiële productinformatie CBG/EMA via 'Zie ook'.
Huidtoxiciteit: Ernstige huidreacties treden vooral op gedurende de eerste zes weken van behandeling, maar de kritische periode geldt over de eerste 18 weken. Controleer tijdens deze periode zorgvuldig op het verschijnen van huiduitslag en op leverafwijkingen. De behandeling definitief staken bij het optreden van ernstige huiduitslag (incl. Stevens-Johnsonsyndroom of toxische epidermale necrolyse) of als de huiduitslag gepaard gaat met algemene verschijnselen als koorts, blaarvorming, orale laesies, spier- of gewrichtspijn, conjunctivitis, oedeem in het gezicht, zwellingen, malaise. Instrueer de patiënt het gebruik te staken en zich direct te melden als deze symptomen optreden. Het risico op ernstige huidreacties is groter bij:
Ook de behandeling definitief staken bij overgevoeligheidsreacties die gepaard gaan met constitutionele symptomen in combinatie met viscerale betrokkenheid zoals hepatitis (controleer leverfunctie), eosinofilie, granulocytopenie en renale disfunctie.
Levertoxiciteit: Bij gebruik van nevirapine is ernstige en levensbedreigende levertoxiciteit (incl. fatale hepatische necrose) voorgekomen, vooral gedurende eerste 6 weken van de behandeling, maar net als bij huidreacties gelden de eerste 18 weken als kritische periode. Een verhoogd risico op levertoxiciteit is er bij vrouwen, bij een detecteerbaar plasma HIV–1 RNA (≥ 50 kopieën/ml) bij aanvang van de behandeling in combinatie met een CD4-aantal > 250 × 106 cellen/l (bij vrouwen) of > 400 × 106 cellen/l (bij mannen). Verder is er een hoger risico bij een ASAT of ALAT > 2,5× 'upper limit of normal' (ULN) en/of bijkomende chronische infectie met hepatitis B en/of C en/of een reeds bestaande leverfunctiestoornis. Controleer de leverfunctie nauwkeurig vóór de start van de behandeling en elke 2 weken gedurende de eerste 2 maanden; daarna in de derde maand eenmaal en vervolgens eenmaal per 3 tot 6 maanden en vaker bij een ASAT of ALAT ≥ 2,5× ULN en < 5× ULN of indien klinisch noodzakelijk. Staak de behandeling bij een ASAT of ALAT die > 5× ULN is. Hervat, als er geen sprake is van overgevoeligheidsreacties en na normalisatie van de ASAT en ALAT, de behandeling met de begindosering. Staak de behandeling definitief als opnieuw leverfunctiestoornissen optreden.
Immuun reconstitutie inflammatoir syndroom (IRIS) is gemeld, vooral bij ernstige immuundeficiëntie bij aanvang van de behandeling. Wees hierbij voorzichtig, in verband met meer kans op ontstekingsreacties op latent aanwezige opportunistische infecties, met ernstige klinische ziektebeelden tot gevolg, zoals CMV-retinitis, focale en/of gegeneraliseerde mycobacteriële infecties of een Pneumocystis jiroveci-pneumonie. In dit kader kunnen ook auto-immuunziekten optreden door immuunreactivering, zoals de ziekte van Graves, auto-immuunhepatitis, polymyositis en het Guillain-Barré-syndroom. De tijd tot optreden van deze ziekten is variabel, echter vaak pas vele maanden na aanvang van de behandeling.
Controleer de waarden van nuchtere serumlipiden en bloedglucose; zo nodig behandelen volgens de geldende richtlijnen.
Controleer op osteonecrose bij het ontstaan van pijnlijke en/of stijf worden van gewrichten, of bij het ondervinden van problemen met bewegen.
Nevirapine induceert CYP3A en mogelijk CYP2B6 en UGT.
Relevant:
Afname nevirapine: de concentratie daalt door inductoren of bexaroteen. Combinatie wordt ontraden, of de effectiviteit van nevirapine moet worden gecontroleerd.
Toename nevirapine: fluconazol remt het metabolisme.
Nevirapine verlaagt de concentratie van: CYP3A4-inductoren, en van amiodaron, artemether/lumefantrine, atovaquon, avanafil, buprenorfine, bupropion, caspofungine, dutasteride, eplerenon, finasteride, flecaïnide, fluoxetine, fluvastatine, fluvoxamine, HCV-middelen, HIV-middelen, itraconazol, ketoconazol, lidocaïne, posaconazol, pravastatine, propafenon, silodosine, tadalafil, tamsulosine, theofylline, trabectedine, valproïnezuur, vardenafil en voriconazol. Bovendien kan de nevirapineconcentratie iets stijgen door ketoconazol.
Overig effect: de AUC van claritromycine neemt af, die van de hydroxymetaboliet van claritromycine neemt toe. Bovendien neemt de AUC van nevirapine toe door claritromycine.
De werking van cumarinederivaten wordt beïnvloed.
Niet relevant:
Nevirapine verlaagt de concentratie van: CYP3A4-inductoren.
Niet beoordeeld: de concentratie kan stijgen door remmers van CYP3A, zoals cimetidine of macroliden.
Geadviseerd wordt controle van effectiviteit van stoffen die door CYP3A of CYP2B6 worden gemetaboliseerd.
De AUC en Cmax van rifabutine kunnen toenemen.
Combinatie met rilpivirine of met cobicistat geboost elvitegravir wordt ontraden; de interactie is echter niet onderzocht.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
NUCLEOSIDEN EN NUCLEOTIDEN (EXCL. REVERSE-TRANSCR-REMMERS) | ||
---|---|---|
Zovirax
|
J05AB01 | |
J05AB12 | ||
Cymevene
|
J05AB06 | |
Veklury
|
J05AB16 | |
Zelitrex
|
J05AB11 | |
Valcyte
|
J05AB14 |
FOSFONZUURDERIVATEN | ||
---|---|---|
Foscavir
|
J05AD01 |
PROTEASEREMMERS | ||
---|---|---|
Reyataz
|
J05AE08 | |
Prezista
|
J05AE10 | |
Telzir
|
J05AE07 | |
Crixivan
|
J05AE02 | |
Norvir
|
J05AE03 | |
Invirase
|
J05AE01 |
NUCLEOSIDE EN NUCLEOTIDE REVERSE-TRANSCRIPTASEREMMERS | ||
---|---|---|
Ziagen
|
J05AF06 | |
Emtriva
|
J05AF09 | |
Baraclude
|
J05AF10 | |
Epivir 3TC, Zeffix
|
J05AF05 | |
Vemlidy
|
J05AF13 | |
J05AF07 | ||
Retrovir AZT
|
J05AF01 |
NIET-NUCLEOSIDE REVERSE-TRANSCRIPTASEREMMERS | ||
---|---|---|
Pifeltro
|
J05AG06 | |
Stocrin
|
J05AG03 | |
Intelence
|
J05AG04 | |
Edurant
|
J05AG05 |
NEURAMINIDASEREMMERS | ||
---|---|---|
Tamiflu
|
J05AH02 | |
Relenza, Dectoza
|
J05AH01 |
ANTIVIRALE MIDDELEN VOOR HIVINFECTIE, COMBINATIEPREPARATEN | ||
---|---|---|
Kivexa
|
J05AR02 | |
J05AR20 | ||
J05AR13 | ||
Dovato
|
J05AR25 | |
J05AR18 | ||
J05AR19 | ||
J05AR03 | ||
J05AR09 | ||
Kaletra
|
J05AR10 |
OVERIGE ANTIVIRALE MIDDELEN | ||
---|---|---|
Tivicay
|
J05AX12 | |
Celsentri
|
J05AX09 | |
Isentress
|
J05AX08 | |
J05AX24 |
ANTIVIRALE MIDDELEN VOOR BEHANDELING VAN HCV-INFECTIES | ||
---|---|---|
Zepatier
|
J05AP54 | |
Maviret
|
J05AP57 | |
Harvoni
|
J05AP51 | |
Copegus
|
J05AP01 | |
Sovaldi
|
J05AP08 | |
Epclusa
|
J05AP55 |