Alkaloïd van de roze maagdenpalm (Catharanthus roseus; oude naam: Vinca rosea). Remt de mitose in de metafase o.a. door binding aan intracellulaire tubuline-eiwitten, waardoor de aanmaak van microtubuli wordt verhinderd. Resistentie-ontwikkeling komt voor. Er bestaat niet altijd kruisresistentie tussen vinblastine, vincristine en vinorelbine.
Geen informatie
Inj.vlst. (sulfaat) 1 mg/ml
Oncologische aandoeningen |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Convulsies, vaak met hypertensie, in enkele gevallen gevolgd door coma, paralytische ileus (met name bij jonge kinderen), hepato-occlusieve aandoening
Meest voorkomend is dosis-, behandelduur- en leeftijdafhankelijke (doorgaans reversibele) neurotoxiciteit: perifere neuropathie (bijna alle patiënten), verminderde reflexen, paresthesie, neuralgische pijn (o.a. in kaak en testikels), spierzwakte, atactische gang en hersenzenuwaantastingen (waardoor bv. heesheid, stembandparese, oogspierzwakte, dubbelzien, optische atrofie), corticale blindheid. Zeer vaak (> 10%): alopecia. Vaak (1–10%): voorbijgaande trombocytose. Acute dyspneu en bronchospasmen (vooral in combinatie met mitomycine). Misselijkheid, braken, buikpijn, obstipatie incl. fecale impactie met koliek-achtige buikpijn. Azoöspermie (zie onder Zwangerschap). Irritatie op de injectieplaats. Soms (0,1–1%): ernstige myelosuppressie, anemie, leukopenie, trombocytopenie. Convulsies, vaak met hypertensie, in enkele gevallen bij kinderen gevolgd door coma. Verwardheid, depressie, agitatie, slapeloosheid, psychosen en hallucinaties. Doofheid. Coronaire vaataandoening en myocardinfarct (bij combinatietherapie en voorafgaande radiotherapie van het mediastinum). Verminderde eetlust, anorexie, gewichtsverlies, diarree, paralytische ileus (met name bij jonge kinderen). Hyperurikemie soms leidend tot acute urinezuur-nefropathie, polyurie, dysurie, blaasatonie met als gevolg urineretentie. Amenorroe. Koorts, reactie op de injectieplaats (flebitis, pijn, cellulitis, necrose). Zelden (0,01–0,1%): allergische reactie, incl anafylaxie, huiduitslag en oedeem. Hypertensie, hypotensie. Hoofdpijn. Ontsteking van het mondslijmvlies, intestinale necrose en/of perforatie, hepato-occlusieve aandoening (m.n. bij kinderen). Syndroom van inadequate ADH-secretie (SIADH). Verder zijn gemeld: secundaire maligniteiten (in combinatietherapie met andere oncolytica). Leuko-encefalopathie. Pancreatitis. Urine-incontinentie.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Overgevoeligheid voor vinca-alkaloïden. Ernstige leverfunctiestoornissen. Neuromusculaire aandoeningen (zoals demyeliniserende vorm van ziekte van Charcot-Marie-Tooth). Obstipatie en dreigende ileus, vooral bij kinderen. Radiotherapie waarbij de lever betrokken is.
Extravasatie: Direct hyaluronidase injecteren in het gebied. Bedek de extravasatieplaats met warme compressen. Overleg met de plastisch chirurg.
Algemeen cytostatica: diverse cytostatica kunnen aanleiding geven tot overgevoeligheidsreacties. Een noodset (bevattende epinefrine, clemastine en hydrocortison) dient aanwezig te zijn in de behandelkamer. Daarnaast zijn specifieke antidota aanwezig in de noodset.
Verricht vóór en na iedere toediening een volledige telling van de bloedcellen. Voorzichtig bij ischemische hartziekte in de voorgeschiedenis. Bij remissie-inductie van acute leukemie regelmatig tijdens de eerste 3–4 weken de urinezuurspiegel bepalen; voorkom urinezuurneuropathie. Bij extravasatie de toediening staken en de eventuele resterende hoeveelheid in een andere vene injecteren; applicatie van matige warmte op het gebied van extravasatie kan de kans op cellulitis en flebitis reduceren. Bij contact met huid of cornea, direct spoelen met veel water. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan tevoren bestaande neurologische aandoeningen of leverfunctiestoornissen. Zorgvuldige observatie is eveneens nodig bij combinatie met potentieel neurotoxische farmaca. Profylaxe van obstipatie, zoals aangepast dieet en gebruik van laxantia (lactulose), zijn aan te bevelen. Intrathecale toediening kan fatale neurotoxiciteit veroorzaken.
Vincristine wordt vooral gemetaboliseerd door CYP3A4.
Toename vincristine: krachtige CYP3A4-remmers, fluconazol en HIV-proteaseremmers remmen het metabolisme, met als mogelijk gevolg heviger (neuro)toxiciteit.
Overig effect: de instelling op carbamazepine en fenytoïne kan tijdelijk worden beïnvloed tijdens de chemokuur, met als mogelijk gevolg een te lage concentratie van het anti-epilepticum. Andersom kan de vincristineconcentratie dalen door carbamazepine of fenytoïne, Dit 'omgekeerde effect' op vincristine is echter ondergeschikt aan het effect op het anti-epilepticum.
Niet relevant:
Toename vincristine: de concentratie stijgt door nifedipine.
Vincristine verlaagt de concentratie van: ciprofloxacine, levofloxacine, ofloxacine, digoxine (oraal), verapamil (oraal) en zidovudine.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met de remmers diltiazem, isoniazide en verapamil.
Niet beoordeeld: bij combinatie met of eerdere behandeling met mitomycine kan ernstige, soms irreversibele pulmonale toxiciteit optreden. Dit kan na enkele uren optreden, tot wel 2 weken na toediening van mitomycine.
Interacties oncolytica algemeen:
Relevant:
De meeste cytostatische oncolytica kunnen het effect van VKA's op vele manieren beïnvloeden. Hierdoor kan/zal de verlenging van de stollingstijd sterker fluctueren. Bovendien kan chemotherapie trombocytopenie veroorzaken. Trombocytopenie bij gebruik van VKA's geeft een extra verhoogde bloedingsneiging. Voor de meeste cytostatische oncolytica is toename van de werking van de VKA gemeld, voor mercaptopurine en mitotaan is afname van de werking gemeld. Behalve enzymremming spelen ook andere factoren een rol, zoals de ziekte kanker zelf en chemotherapie gerelateerde factoren, zoals braken en leverinsufficiëntie door metastasen.
Levende vaccins: vanwege de immunosuppressieve werking van veel oncolytica kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken. Dit geldt ook voor de monoklonale antilichamen en de tyrosinekinaseremmers met immunosuppressieve werking (zie aldaar). De combinatie moet worden vermeden.
Niet-levende vaccins: tijdens gebruik van oncolytica die immunosuppressief werken kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan.
Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met allergenen.
Niet beoordeeld:
Omega-3-vetzuren verminderen de effectiviteit van sommige oncolytica. KWF Kankerbestrijding ontraadt visoliesupplementen of vette vis te gebruiken vanaf 24 uur voorafgaand aan chemotherapie met irinotecan of platinaverbindingen tot en met 24 uur daarna.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
VINCA-ALKALOIDEN EN DERIVATEN | ||
---|---|---|
L01CA01 |
PODOFYLLOTOXINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Vepesid, Toposin
|
L01CB01 | |
Vumon
|
L01CB02 |
TAXANEN | ||
---|---|---|
Taxotere
|
L01CD02 |