Immunoglobuline heeft een passief immuniserende werking. De werking bij primaire immunodeficiënties met gedocumenteerde (periodieke) infecties berust op suppletie. Toepassing als profylaxe of mitigering van hepatitis A en mazelen berust op passieve immunisatie. De antistoffen neutraliseren het virus voordat binding aan de target-cel plaatsvindt, waarna verdere eliminatie van het virus plaats kan vinden. Bij HyQvia wordt tevens een injectievloeistof met hyaluronidase bijgeleverd; dit is een enzym dat hyaluronzuur, een bestanddeel van de bindweefseltussenstof, afbreekt. Hyaluronidase faciliteert hierdoor na s.c. toediening de dispersie en absorptie en daarmee de biologische beschikbaarheid van IgG, door de doorlaatbaarheid van het lokale bindweefsel te veranderen. Door de natuurlijke, snelle regeneratie van hyaluronzuur is de interstitiële barrière binnen 24–48 uur hersteld. De werkingsduur (o.a. bij preventie van hepatitis A) is afhankelijk van de dosering en het gewicht.
Geen gegevens bij kinderen bekend.
Inj.vlst. 160 mg/ml (GammaQuin, Subcuvia); 200 mg/ml (Hizentra)
Primaire immundeficientie; hypogammaglobulinemie. |
---|
|
Immunomodulerende therapie bij chronische inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie (CIDP) |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Klinische studies met Hizentra toonden een vergelijkbaar algeheel veiligheidsprofiel aan bij pediatrische patiënten en volwassen patienten met PID
Zeer vaak (> 10%): reacties op de injectie–/infusieplaats.
Vaak (1-10%): hoofdpijn.
Soms (0,1–1%): misselijkheid, braken, verminderde eetlust. Vermoeidheid. Neusverstopping. Jeuk. Vulvovaginale jeuk, genitaal oedeem.
Zelden (0,1-0,01%): nasofaryngitis, hoest. Migraine psychomotorische hyperactiviteit, tremor slaperigheid, duizeligheid. Opvliegers. Overige maag-darmklachten. Contacteczeem, erytheem, huiduitslag, urticaria. Hematoom. Artralgie, spierpijn, spierzwakte, spierkrampen, pijn in nek, rug en ledematen. Tachycardie, pijn op de borst. Stijging van de bloeddruk. Koorts, hypothermie, influenza–achtig beeld, malaise. Hematurie. Stijging in aldolase, creatininefosfokinase, lactodehydrogenase, alanine–aminotransferase. Gewichtsverlies. Plotselinge daling van de bloeddruk, anafylactische reacties (incl. shock).
Verder zijn gemeld: paresthesieën. Hyperhidrose. Spierstijfheid. Bij toediening van immunoglobulinen in het algemeen zijn ook gemeld: oedeem, (niet–cardiogeen) longoedeem. Diepveneuze trombose, arteriële trombose, TIA, CVA, myocardinfarct, trombo-embolie, hemolytische anemie. Cyanose. Aseptische meningitis. Verhoogd serumcreatinine, acuut nierfalen.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Intolerantie voor homologe immunoglobulinen, vooral bij selectieve IgA-deficiëntie waarbij anti-IgA-antistoffen zijn aangetoond. Normaalimmunoglobulinen i.m. of s.c. zijn niet geschikt voor i.v. toediening. In geval van ernstige trombocytopenie en andere stollingsstoornissen niet intramusculair toedienen. Hizentra: hyperprolinemie type I of II
De kans op overdracht van met bloed overdraagbare agentia kan niet geheel worden uitgesloten. Niet toedienen bij gebleken overgevoeligheid voor bloedproducten wegens risico van een anafylactische reactie; indien toediening toch noodzakelijk wordt geacht, is nauwkeurige klinische controle aangewezen. Sommige bijwerkingen kunnen vaker optreden: bij hoge infusiesnelheid, bij patiënten met hypo- of agammaglobulinemie met of zonder IgA-deficiëntie, bij patiënten die voor het eerst humane normale immunoglobuline krijgen of bij wie een lange tijd verstreken is sinds de vorige infusie. Mogelijke complicaties kunnen vaak voorkómen worden door aanvankelijk langzaam te infunderen en patiënten tijdens de infusie zorgvuldig te bewaken: nieuwe patiënten, patiënten die eerder een ànder immunoglobulineproduct hebben gekregen en patiënten bij wie een lange tijd verstreken is sinds de vorige infusie tot een uur na de eerste infusie en andere patiënten tot ten minste 20 minuten na toediening. Na injectie met immunoglobulinen kan de tijdelijke stijging van de titer van de passief overgedragen antistoffen in het bloed leiden tot fout-positieve resultaten bij serologisch onderzoek (bv. Coombs-test). Er is waarschijnlijk een verband met trombo-embolische aandoeningen, daarom voorzichtig zijn bij patiënten met overgewicht en patiënten met al aanwezige risicofactoren zoals hoge leeftijd, langdurige immobilisatie, hypertensie, diabetes mellitus, (een voorgeschiedenis van) trombotische incidenten, meerdere cardiovasculaire risicofactoren, ernstige hypovolemie en verhoogde bloedviscositeit. Aseptische meningitis (met ernstige hoofdpijn, nekstijfheid, duizeligheid, koorts, fotofobie, misselijkheid en braken) is gemeld na toediening van i.v. of s.c. immunoglobuline; er is meer kans op aseptische meningitis bij gebruik van hoge doses (2 g/kg); de symptomen ervan treden gewoonlijk op binnen enkele uren tot twee dagen na de behandeling en verdwijnen doorgaans (zonder restverschijnselen) binnen enkele dagen na staken van de behandeling. Ook niet-intraveneuze IgG–producten kunnen bloedgroepantistoffen bevatten die kunnen dienen als hemolysinen; de patiënt controleren op klinische tekenen van hemolyse. GammaQuin: niet onderzocht is of de werking ter preventie of mitigering van hepatitis A en mazelen bij deze toedieningsroute gegarandeerd is.
Niet beoordeeld: de immuunrespons op levende virusvaccins (zoals bof-, mazelen-, rubella- of varicellavaccin) kan worden verzwakt. Na toediening van normaal immunoglobuline dient vaccinatie met levend virusvaccin tot ten minste 6 weken (bij voorkeur 3 maanden) erna te worden uitgesteld; bij mazelenvaccinatie kan het in acht te nemen interval oplopen tot 11 maanden, afhankelijk van de dosis immunoglobuline. Indien binnen 14 dagen na vaccinatie met levend virusvaccin toediening van normaal immunoglobuline noodzakelijk is, dient 3 maanden (bij mazelenvaccin kan het interval oplopen tot 11 maanden) na de toediening van normaal immunoglobuline te worden gerevaccineerd.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
NORMAAL HUMAAN IMMUNOGLOBULINE | ||
---|---|---|
Flebogamma, Gammagard, Kiovig, Nanogam, Octagam, Intratect, Gamunex, Privigen
|
J06BA02 |
SPECIFIEKE IMMUNOGLOBULINEN | ||
---|---|---|
RhoPhylac, RheDQuin, Rhesonativ
|
J06BB01 | |
Hepatect CP, Uman, Zutectra, Uman Big
|
J06BB04 | |
Tetaquin
|
J06BB02 | |
Variquin
|
J06BB03 |
ANTIBACTERIELE MONOKLONALE ANTILICHAMEN | ||
---|---|---|
Zinplava
|
J06BC03 |
ANTIVIRALE MONOKLONALE ANTILICHAMEN | ||
---|---|---|
Ronapreve
|
J06BD07 | |
Synagis
|
J06BD01 |