Anti-epilepticum met een hoge en selectieve affiniteit voor het synaptische vesikel-eiwit 2A (SV2A), dat de exocytose van neurotransmitters moduleert. Men neemt aan dat de binding aan SV2A het primaire mechanisme is voor de anticonvulsieve werking van brivaracetam.
Populatie PK modellering werd uitgevoerd op basis van sparse plasmaconcentratie gegevens (n=232, leeftijd 2 mnd-17 jaar). Uit de analyse bleek dat doses van 5,0 (lichaamsgewicht 10-20 kg) en 4,0 mg/kg/dag (lichaamsgewicht 20-50 kg) dezelfde steady-state gemiddelde plasmaconcentratie opleveren als bij volwassenen die 200 mg/dag kregen.
Lichaamsgewicht | Cl (l/u) |
10 kg | 0,96 |
20 kg | 1,61 |
30 kg | 2,18 |
50 kg | 3,19 |
70 kg | 3,58 |
Drank 10 mg/ml
Tablet 25 mg, 50 mg, 75 mg, 100 mg
Injectie/infusieoplossing 10 mg/ml
Als adjuvans bij partiële epilepsie met of zonder secundaire generalisatie |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Psychomotorische hyperactiviteit. Gedragsstoornissen en zelfmoordgedachten zijn vaker gemeld bij kinderen dan bij volwassen.
Zeer vaak (≥ 10%): duizeligheid, slaperigheid.
Vaak (1-10%): griep, afgenomen eetlust. Depressie, angst, slapeloosheid, prikkelbaarheid. Convulsie, draaiduizeligheid. Infectie van de bovenste luchtwegen, hoest. Misselijkheid, braken, obstipatie. Vermoeidheid. Bij i.v.-toediening: pijn op de plaats van het infuus.
Soms (0,1–1%): Neutropenie, type 1 hypersensitiviteit. Zelfmoordgedachten, psychotische stoornis, agressie, agitatie.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Tijdens behandeling controleren op tekenen van suïcidale gedachten en -gedrag.
Bij staken de behandeling geleidelijk afbouwen volgens protocol. (Zie de rubriek Doseringen).
Onderzoeksgegevens: Brivaracetam niet gebruiken bij patiënten met terminale nierinsufficiëntie die dialyse ondergaan, omdat er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een leverfunctiestoornis; bij een chronische leverziekte is een verhoogde blootstelling aan brivaracetam gezien.
Brivaracetam is substraat voor CYP2C19. In vitro induceert het CYP3A4.
Relevant:
Afname brivaracetam: de concentratie daalt door rifampicine.
Toename brivaracetam: de concentratie stijgt door cannabidiol en cannabis.
Overig effect: brivaracetam kan de betrouwbaarheid van de sub-30-pil verminderen.
Niet relevant:
Afname brivaracetam: de concentratie daalt door carbamazepine, fenobarbital en fenytoïne.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
BARBITURATEN EN VERWANTE VERBINDINGEN | ||
---|---|---|
N03AA02 | ||
Mysoline
|
N03AA03 |
HYDANTOINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Diphantoine, Epanutin
|
N03AB02 |
SUCCINIMIDEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Ethymal
|
N03AD01 |
BENZODIAZEPINEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Rivotril
|
N03AE01 |
CARBOXAMIDEDERIVATEN | ||
---|---|---|
Tegretol
|
N03AF01 | |
Trileptal
|
N03AF02 | |
Inovelon
|
N03AF03 |
VETZUURDERIVATEN | ||
---|---|---|
Depakine, Orfiril
|
N03AG01 | |
Sabril
|
N03AG04 |
OVERIGE ANTI-EPILEPTICA | ||
---|---|---|
Epidyolex
|
N03AX24 | |
Taloxa
|
N03AX10 | |
Fintepla
|
N03AX26 | |
Neurontin
|
N03AX12 | |
Vimpat
|
N03AX18 | |
Lamictal
|
N03AX09 | |
Keppra, Kevesy, Matever
|
N03AX14 | |
Fycompa
|
N03AX22 | |
Lyrica
|
N03AX16 | |
Diacomit
|
N03AX17 | |
Ospolot
|
N03AX03 | |
Topamax
|
N03AX11 | |
Zonegran
|
N03AX15 |