Geïnactiveerd influenzavaccin, geformuleerd met virosomen als drager/adjuvans, samengesteld uit zeer zuivere oppervlakte–antigenen uit stam A en B van het influenzavirus, gekweekt in bevruchte kippeneieren. Het vaccin bevat dus géén genetisch materiaal van het virus.
Eén injectie geeft meestal zes tot twaalf maanden bescherming; deze wordt gewoonlijk binnen twee tot drie weken na inenting bereikt. De samenstelling wordt elk jaar gebaseerd op de meest recente epidemiologische gegevens volgens richtlijnen van de WHO (noordelijk halfrond).
Pandemrix: Pandemisch influenzavaccin (H1N1)v (gesplitst virion, geïnactiveerd, met adjuvans)
Focetria: Pandemisch influenzavaccin (oppervlakteantigen, geïnactiveerd, met adjuvans)
Geen informatie
Zowel Pandemrix als Focetria zijn gebaseerd op een prototype vaccin - ook wel genoemd 'mock-up'vaccin of model vaccin. Ze zijn ontwikkeld op een H5N1 virusstam. Wanneer er sprake is van een pandemie wordt de virusstam in het prototype vervangen door de dan bekende pandemische virusstam (zoals nu H1N1), de rest van de samenstelling blijft ongewijzigd.
De werkzaamheid en veiligheid van het prototype vaccin, gebaseerd op H5N1, is uitvoerig getest, ook bij kinderen, Omdat het uiteindelijke H1N1 vaccin en het prototype vaccin erg op elkaar lijken, kan op grond van de resultaten van het onderzoek naar het prototype een voorspelling worden gedaan hoe het uiteindelijke vaccin zich zal gedragen.De resultaten van het onderzoek naar het prototype vaccin kunnen worden zogezegd worden 'vertaald' naar het pandemische vaccin met de H1N1 virusstam. De Europese registratie authoriteit (EMEA) evalueert doorlopend of het H1N1 vaccin zich naar verwachting gedraagt.
Jaarlijkse vaccinatie: Samenstelling verschilt per jaar. wegwerpspuit 0,5 ml.
Focetria: Inj.susp. (influenzavirus A/Vietnam/1194/2004 (H5N1), subunit) 15 µg/ml 0.5 ml
Pandemrix: Inj.emulsie (influenzavirus A/Vietnam/1194/2004 (H5N1), gesplitst 7.5 μg/ml 0.5 ml
Jaarlijkse influenza vaccinatie |
---|
Profylaxe van influenza (in een officieel verklaarde pandemische situatie) |
---|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Pandemisch vaccin: Er zijn enkele gevallen van narcolepsie gerapporteerd. Hoofdpijn, zweten, spierpijn, gewrichtspijn, koorts, malaise, rillingen, vermoeidheid. Plaatselijke reacties zoals roodheid, zwelling, pijn; Artralgie, myalgie, vermoeidheid, diarree, gastro-intestinale klachten, suf, prikkelbaarheid, gebrek aan eetlust, duizeligheid.
Vaak (0,1–1%): hoofdpijn, zweten, spierpijn, gewrichtspijn, koorts, malaise, rillingen, vermoeidheid. Plaatselijke reacties zoals roodheid, zwelling, pijn, ecchymosen en induratie. Meestal verdwijnen de symptomen na één à twee dagen. Verder zijn gemeld: voorbijgaande trombocytopenie, voorbijgaande lymfadenopathie, allergische reacties (in zeldzame gevallen leidend tot shock), angio-oedeem; neuralgie, paresthesie, koortsstuipen, andere neurologische aandoeningen, zoals encefalomyelitis, neuritis en het Guillain-Barrésyndroom; vasculitis in zeer zeldzame gevallen met voorbijgaande nierproblemen, algemene huidreacties, inclusief jeuk, urticaria of niet-specifieke huiduitslag.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Acute infectieziekte. Koorts. Overgevoeligheid voor kippenei-eiwit.
Vaccinatie dient tijdig, bij voorkeur in het najaar, te geschieden. De protectiegraad is lager bij ouderen en kinderen dan bij volwassenen. De vorming van antilichamen bij patiënten met endogene of iatrogene immunosuppressie kan ontoereikend zijn. Na griepvaccinatie kunnen fout-positieve uitkomsten optreden in serologische testen met ELISA (voor detectie van antilichamen tegen HIV-1, hepatitis C en vooral HTLV-1).
Interacties vaccins algemeen:
Gelijktijdig geven van vaccins
Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten
Deze kunnen specifieke antistoffen bevatten tegen het virus in het toegediende levende virusvaccin, waardoor de immuunrespons kan worden verzwakt. Het levende virusvaccin dient ten minste 14 dagen voor (bij varicellavaccin wordt aangegeven 1 maand) of ten minste 6 weken na (bij voorkeur 3 maanden, bij varicellavaccin wordt aangegeven 5 maanden) toediening van immunoglobulinen, bloed of bloedproducten te worden gegeven.
Van zostervaccin is niet bekend of het een interactie geeft met bloedproducten; er hoeft geen interval te worden aangehouden.
Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten van Nederlandse donoren bevatten geen antistoffen tegen het gelekoortsvirus; deze mogen gelijktijdig worden gegeven met het gelekoortsvaccin.
Relevant:
Levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (immunosuppressiva, corticosteroïden, bepaalde DMARD's, veel oncolytica (inclusief een aantal tyrosinekinaseremmers en monoklonale antilichamen met immunosuppressieve werking, zie aldaar)) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectieziekte veroorzaken. Deze combinaties moeten worden vermeden. Combinatie met corticosteroïden is in het algemeen gecontraïndiceerd zolang het corticosteroïd immunosuppressie veroorzaakt, met name bij systemisch gebruik langer dan 2 weken, echter niet bij suppletie en niet bij lokale toepassing (behalve bij grote oppervlakken onder occlusie).
Tijdens het gebruik van monoklonale antilichamen die immunomodulerend werken (zie aldaar) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken, en kan vaccinatie sowieso niet of minder effectief zijn gezien het ontbreken van een adequate immuunrespons. De combinatie moet worden vermeden.
Niet-levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (immunosuppressiva, corticosteroïden, bepaalde DMARD's, veel oncolytica (inclusief een aantal tyrosinekinaseremmers en monoklonale antilichamen met immunosuppressieve werking, zie aldaar)) kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan. Griepvaccinatie wordt sowieso aanbevolen bij personen met verminderde weerstand tegen infecties (bijvoorbeeld door immunosuppressieve medicatie of chemotherapie).
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met lokaal toegediend pimecrolimus of tacrolimus.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
ENCEPHALITISVACCINS | ||
---|---|---|
Ixiaro
|
J07BA02 | |
FSME-Immun, FSME-Immun junior
|
J07BA01 |
HEPATITISVACCINS | ||
---|---|---|
Ambirix, Twinrix
|
J07BC20 | |
Havrix Junior, Havrix, Vaqta, Avaxim
|
J07BC02 | |
Engerix B Junior; HBVaxPro
|
J07BC01 |
MAZELENVACCINS | ||
---|---|---|
MMRVaxpro
|
J07BD52 |
POLIOMYELITISVACCINS | ||
---|---|---|
J07BF03 |
RABIESVACCINS | ||
---|---|---|
Geinactiveerd Rabiesvaccin Merieux HDCV, Verorab, Rabipur
|
J07BG01 |
ROTAVIRUSDIARREEVACCINS | ||
---|---|---|
Rotarix, Rotateq
|
J07BH01 |
VARICELLAZOSTERVACCINS | ||
---|---|---|
Provarivax
|
J07BK01 |
GELEKOORTSVACCINS | ||
---|---|---|
Stamaril
|
J07BL01 |
PAPILLOMAVIRUSVACCINS | ||
---|---|---|
J07BM02 | ||
J07BM03 |
OVERIGE VIRALE VACCINS | ||
---|---|---|
Spikevax (Moderna Biotech), Comirnaty (Pfizer BV)
|
J07BX03 | |
Qdenga
|
J07BX04 |