Difterie-Kinkhoest-Tetanus-Polio vaccin (DKTP)

Stofnaam
Difterie-Kinkhoest-Tetanus-Polio vaccin (DKTP)
Merknaam
Boostrix Polio
ATC code
J07CA02

Difterie-Kinkhoest-Tetanus-Polio vaccin (DKTP)

Doseringen
Nierfunctiestoornissen

Produkten, hulpstoffen, toediening en tekorten
Bijwerkingen
Contraindicaties
Waarschuwingen en voorzorgen

Interacties

Voor ouders op Apotheek.nl
Eigenschappen (PD/PK)

Registratiestatus
Middelen uit dezelfde ATC groep
Referenties
Versiebeheer

Eigenschappen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Gecombineerd vaccin tegen difterie, (acellulair) kinkhoest, tetanus en poliomyelitis (D(a)KTP). Aard van het antigenenmateriaal: dood, bacterieel (difterie, kinkhoest, tetanus); geïnactiveerd, viraal (poliomyelitis)

Farmacokinetiek bij kinderen

Er is hier op dit moment nog geen informatie over beschikbaar.

Label dosisadvies Kinderformularium

On-label

Toon SmPC tekst Toon SmPC tekst

SmPC tekst

Boostrix Polio :
geregistreerd voor boostervaccinatie voor kinderen vanaf 3 jaar.
Passieve bescherming tegen kinkhoest bij jonge zuigelingen na immunisatie van de moeder tijdens de zwangerschap.

Beschikbare toedieningsvormen/sterktes

Suspensie voor injectie; wegwerpspuit 0,5 ml.

Overige info toediening/beschikbaarheid

Informatie over geneesmiddeltekorten

Doseringen

RIJKSVACCINATIEPROGRAMMA Boostervaccinatie DKTP
  • Intramusculair
    • 4 jaar
      [1]
      • 0,5 ml/dosis, éénmalig.
Passieve bescherming tegen kinkhoest
  • Intramusculair
    • 0 jaar tot 1 jaar
      [2]
      • LET OP: MATERNALE KINKHOEST VACCINATIE  in 2e of 3e trimester van de zwangerschap: 0,5 ml/dosis, éénmalig.

Nierfunctiestoornissen bij kinderen > 3 maanden

Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.

Bijwerkingen bij kinderen

Na primaire vaccinatie: Zeer vaak (> 10%): lokale reacties zoals pijn, roodheid en zwelling op de injectieplaats. Verminderde eetlust, koorts, sufheid, sneller geïrriteerd. Vaak (1-10%): abnormaal huilen, rusteloosheid, virale infectie, infectie van de bovenste luchtwegen, bronchitis, conjunctivitis, hoesten, braken, rinitis. Soms (0,1-1%): Vermoeidheid, buikpijn, diarree, obstipatie, (gastro)-enteritis, slaperigheid, infectie, middenoorontsteking, eczeem, dermatitis. Zeer zelden (< 0,01%): convulsies, allergische reacties. Na revaccinatie: koorts (> 38%). Vaak (1-10%): diarree, (gastro)-enteritis, moniliasis, middenoorontsteking, faryngitis, dermatitis, 'rash'. Soms (0,1-1%): slapeloosheid, bronchospasmen, laryngitis, stridor. Tijdens postmarketing zijn flauwvallen of shockachtige symptomen en anafylactische reacties gemeld bij andere vaccins die DTPa bevatten. Apneu, bij zeer premature kinderen (≤ 28 weken zwangerschapsduur).

Bijwerkingen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

Zeer vaak (> 10%): lokale reacties zoals pijn, roodheid en zwelling op de injectieplaats. Hoofdpijn. Suf voelen, vermoeidheid somnolentie. Nervositeit, abnormaal huilen, prikkelbaarheid. Verminderde eetlust.

Vaak (1-10%): anorexie. Koorts. Huiduitslag. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Bloeduitstorting, jeuk op injectieplaats.

Soms (0,1-1%): hoest, bronchitis, astma. Orale herpesinfectie. Jeuk. Droge keel. Artralgie, myalgie. Rillingen. Allergische dermatitis. Slaapstoornis, apathie, paresthesie, duizeligheid. Lymfadenopathie. Zwelling van het geïnjecteerde ledemaat (vooral bij eerdere behandeling met een acellulair pertussisvaccin).

Zelden (0,01-0,1%): urticaria, huiduitslag.

Verder zijn gemeld: anafylactische en anafylactoïde reacties, angio-oedeem.  Collaps, een shock-achtige toestand, convulsies (met of zonder koorts) binnen 2–3 dagen na vaccinatie, syncope, Guillain-Barrésyndroom, aangezichtsverlamming, myelitis, brachiale neuritis. Cellulitis. Malaise, bleekheid. Trombocytopenie.

Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb

  • Bij kinderen worden veel geneesmiddelen off-label gebruikt. Alle ervaringen zijn belangrijk om te melden om zo meer kennis te verzamelen en te delen
  • Ook wanneer u niet zeker weet of de bijwerking echt door het geneesmiddel komt
Meld hier

Contra-indicatie algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

  • acute, ernstige en met koorts gepaard gaande ziekte;
  • encefalopathie met onbekende oorzaak binnen zeven dagen na eerdere inenting met een pertussis (kinkhoest) bevattend vaccin;
  • overgevoeligheid voor neomycine, streptomycine of polymyxine B. Het vaccin kan sporen hiervan bevatten; zie voor een volledig overzicht van hulpstoffen de officiële productinformatie.

Waarschuwingen en voorzorgen bij kinderen

De toediening van vaccins die kinkhoest bevatten zorgvuldig overwegen indien één van de volgende verschijnselen zijn opgetreden bij eerdere toediening ervan: hoge koorts (> 40 °C) binnen 48 uur na vaccinatie, die niet toe te schrijven is aan een andere oorzaak; collaps of een op shock gelijkende toestand binnen 48 uur na vaccinatie; aanhoudend (≥ 3 uur) en ontroostbaar huilen binnen 48 uur na vaccinatie; convulsies met of zonder koorts binnen drie dagen na vaccinatie. Voorzichtig bij een voorgeschiedenis met progressieve neurologische aandoeningen. In geen geval intravasculair toedienen. De immunogeniciteit van het vaccin kan worden verminderd door een immunosuppressieve behandeling of immunodeficiëntie. Triaxis Polio niet toedienen aan personen met een onvolledige/afwezige voorgeschiedenis van primaire vaccinatie tegen difterie, tetanus of polio, vanwege onvoldoende werkzaamheid.

Waarschuwingen en voorzorgen algemeen Bron: ZorgInstituut Nederland - Farmacotherapeutisch Kompas

De toediening van vaccins die pertussis (kinkhoest) bevatten zorgvuldig overwegen indien één van de volgende verschijnselen zijn opgetreden bij eerdere toediening ervan:

  • hoge koorts (> 40 °C) binnen 48 uur na vaccinatie, die niet toe te schrijven is aan een andere oorzaak;
  • collaps of een op shock gelijkende toestand binnen 48 uur na vaccinatie;
  • aanhoudend (≥ 3 uur) en ontroostbaar huilen binnen 48 uur na vaccinatie;
  • convulsies met of zonder koorts binnen drie dagen na vaccinatie.

Bij Guillain-Barrésyndroom in de voorgeschiedenis na eerdere vaccinatie met tetanustoxoïd, zorgvuldig afwegen om te vaccineren.

Wees voorzichtig bij recent ontstane of progressieve neurologische aandoeningen; echter aangezien het voordeel van vaccinatie groot is bij deze groep kinderen de vaccinatie níet onthouden of uitstellen. Een familiegeschiedenis van convulsies die mét koorts gepaard gaan vraagt speciale aandacht. Een familiegeschiedenis welke convulsies of wiegendood meldt of febriele convulsies vormen geen contra-indicatie.

De immunogeniciteit van het vaccin kan worden verminderd door een immunosuppressieve behandeling of immunodeficiëntie.

Triaxis Polio niet toedienen aan personen met een onvolledige/afwezige voorgeschiedenis van primaire vaccinatie tegen difterie, tetanus of polio, vanwege onvoldoende werkzaamheid.

Interacties Bron: KNMP/Informatorium Medicamentorum

Interacties vaccins algemeen:

Gelijktijdig geven van vaccins

  • dode (geïnactiveerde) vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met andere dode vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • dode (geïnactiveerde) vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met levende vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • parenteraal toegediende levende vaccins mogen in dezelfde zitting worden toegediend met oraal toegediende levende vaccins. Er hoeft geen interval te worden aangehouden tussen het toedienen van deze vaccins;
  • twee parenteraal toegediende levende vaccins worden bij voorkeur met een interval van ten minste 4 weken toegediend. Reden hiervoor is het induceren van de productie van interferonen gedurende 1-2 weken door het ene vaccin, die kunnen interfereren met de immuunrespons op het andere vaccin. Indien dit niet mogelijk is, kunnen ze ook tegelijkertijd worden toegediend.

Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten

Deze kunnen specifieke antistoffen bevatten tegen het virus in het toegediende levende virusvaccin, waardoor de immuunrespons kan worden verzwakt. Het levende virusvaccin dient ten minste 14 dagen voor (bij varicellavaccin wordt aangegeven 1 maand) of ten minste 6 weken na (bij voorkeur 3 maanden, bij varicellavaccin wordt aangegeven 5 maanden) toediening van immunoglobulinen, bloed of bloedproducten te worden gegeven.

Van zostervaccin is niet bekend of het een interactie geeft met bloedproducten; er hoeft geen interval te worden aangehouden.

Immunoglobulinen, bloed en bloedproducten van Nederlandse donoren bevatten geen antistoffen tegen het gelekoortsvirus; deze mogen gelijktijdig worden gegeven met het gelekoortsvaccin.

Relevant:
Levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (immunosuppressiva, corticosteroïden, bepaalde Middelen bij inflammatoire aandoeningen, veel oncolytica) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectieziekte veroorzaken. Deze combinaties moeten worden vermeden. Combinatie met corticosteroïden is in het algemeen gecontraïndiceerd zolang het corticosteroïd immunosuppressie veroorzaakt, met name bij systemisch gebruik langer dan 2 weken, echter niet bij suppletie en niet bij lokale toepassing (behalve bij grote oppervlakken onder occlusie). Oncolytica zijn: cytostatische oncolytica, CDK4- en CDK6-remmers (abemaciclib, palbociclib, ribociclib), PARP-remmers (niraparib, olaparib, rucaparib, talazoparib), proteasoomremmers (bortezomib, carfilzomib, ixazomib), tyrosinekinaseremmers met immunosuppressieve werking (zie aldaar), monoklonale antilichamen bij kanker met immunosuppressieve werking (zie aldaar), alemtuzumab, alpelisib, duvelisib, idelalisib, en overige oncolytica met een cytostatische werking (aminolevulinezuur, amsacrine, arseentrioxide, asparaginase, axicabtagen ciloleucel, eribuline, hydroxycarbamide, lenalidomide, mitotaan, panobinostat, pegaspargase, pomalidomide, talimogeen laherparepvec, temoporfine, tisagenlecleucel, trabectedine, venetoclax)

Tijdens het gebruik van monoklonale antilichamen bij kanker die immunomodulerend werken (zie aldaar) kan vaccinatie met levende micro-organismen een gegeneraliseerde infectie veroorzaken, en kan vaccinatie sowieso niet of minder effectief zijn gezien het ontbreken van een adequate immuunrespons. De combinatie moet worden vermeden.

Niet-levende vaccins: tijdens het gebruik van middelen die immunosuppressief werken (zie hierboven bij levende vaccins) kunnen vaccinaties met gedode verwekker of afgeleid antigeen minder effectief zijn door een verminderde immuunrespons. In sommige gevallen kan het vaccin herhaald worden toegediend of kan een titerbepaling worden gedaan. Griepvaccinatie wordt sowieso aanbevolen bij personen met verminderde weerstand tegen infecties (bijvoorbeeld door immunosuppressieve medicatie of chemotherapie).

Geen interactie:
In de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met lokaal toegediend pimecrolimus of tacrolimus.

 

BACTERIELE VACCINS MET VIRALE VACCINS

Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.

BACTERIELE VACCINS MET VIRALE VACCINS
J07CA09
J07CA01

Referenties

  1. RIVM, Rijksvaccinatieprogramma: Vaccinatieschema, 3 december 2019
  2. Sanofi Pasteur Europe , SmPC Triaxis Polio (RVG 27569) 23-06-2020, www.geneesmiddeleninformatiebank.nl
  3. GlaxoSmithKline BV, SmPC Boostrix Polio (RVG 35123 en 35124) 14-12-2018, www.geneesmiddeleninformatiebank.nl
  4. ZorgInstituut Nederland, Farmacotherapeutisch Kompas (Eigenschappen, Contra-Indicaties, Bijwerkingen, Waarschuwingen en Voorzorgen)., Geraadpleegd 10-2-2022
  5. Informatorium Medicamentorum, ( Interacties), Geraadpleegd 3-2-2022

Wijzigingen

  • 24 juli 2020 14:35: Indicatie " Passieve bescherming zuigelingen tegen kinkhoest" toegevoegd

Therapeutic Drug Monitoring


Overdosering