Trometamol is een zwakke base (protonacceptor).
Trometamolbase-oplossing 36.3 mg/ml (= 300 mmol/l) in water is iso-osmotisch en heeft een pH van 10-11.
Vanwege het risico op ernstige complicaties bij het gebruik van de sterk alkalische trometamolbase-oplossing lijkt het beter gebruik te maken van een trometamolacetaat-oplossing die is aangezuurd met azijnzuur tot een pH van ong. 8.6. De neutraliserende capaciteit van de buffer neemt hierdoor met slechts ong. 10% af.
Geen informatie over farmacokinetische parameters bij kinderen.
Flacon met 3,6 g = 100 ml (36 mg/ml, 3,6%, 0,3 M (mol/l), 0,3 mmol/ml) trometamol
Ernstige metabole acidose icm met respiratoire acidose. Metabole acidose bij neonaten, zuigelingen en kinderen met hypernatriëmie |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Ademhalingsdepressie en hypoglykemie kunnen optreden.
Te snelle toediening of gebruik van hoge doses kan leiden tot metabole alkalose.
Bij verminderde nierfunctie kan hyperkaliëmie ontstaan, dit in tegenstelling tot de andere alkaliserende middelen die juist hypokaliëmie kunnen veroorzaken.
Er zijn gevallen van weefselnecrose gemeld na toediening van trometamolbase via een perifere vene, waarschijnlijk als gevolg van de hoge pH van trometamolbase-oplossing (pH 10-11); door de hoge pH treden vasospasmen op met als gevolg extravasatie die leidt tot weefselnecrose. Trometamolacetaat-oplossing (met pH 8.6) wordt bij perifere toediening beter verdragen en lijkt nauwelijks tot geen weefsel- of vaatirritatie te geven en veilig via een grote perifere vene toegediend te kunnen worden (de voorkeur gaat wel uit naar toediening via een centrale vene).
Levercelnecrose is gemeld na intraveneuze infusie via de navelvene bij neonaten.
Na toediening van een hypertone oplossing (1500 mmol/l) is hydropische degeneratie van hepatische en renale tubulaire cellen gemeld.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Is bij neonaten tevens gecontraïndiceerd bij salicylaatintoxicatie.
Anurie, uremie en chronische respiratoire acidose.
De oplossing met een pH van 10-11 geeft ernstige problemen bij extravasatie (weefselnecrose). Deze mag niet toegediend worden in perifere vaten en in vaten van de navelstreng. Gebruik de oplossing met pH 8,6.
Voorzichtigheid is geboden bij verminderde nierfunctie vanwege het risico op hyperkaliëmie en accumulatie van trometamol.
Interacties alkaliserende middelen algemeen:
Niet beoordeeld: de uitscheiding van zwak basische stoffen (zoals flecaïnide, amfetaminen en efedrine) kan worden vertraagd, terwijl de uitscheiding van zwak zure farmaca (zoals salicylaten) kan worden versneld.
Voor de natriumzouten in deze groep geldt verder: het risico op hypernatriëmie neemt toe bij combinatie met geneesmiddelen die natriumretentie als bijwerking hebben, zoals NSAID's, androgenen, oestrogenen, corticosteroïden, zoethout en antihypertensiva met een vaatverwijdende of adrenerge neuronblokkerende werking. Ruim gebruik van natrium kan de uitscheiding van lithium vergroten.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
OPLOSSINGEN MET INVLOED OP DE ELEKTROLYTENBALANS | ||
---|---|---|
Ringerlactaat, Hartmann
|
B05BB01 | |
B05BB01 |
OPLOSSINGEN MET OSMOTISCH-DIURETISCHE WERKING | ||
---|---|---|
Osmosteril
|
B05BC01 |