Abrocitinib is een immunosuppressivum. Het remt selectief en reversibel Januskinase 1 (JAK1- remmer), en in mindere mate JAK2, JAK3 en tyrosinekinase 2 (TYK2). Januskinasen zijn intracellulaire enzymen die cytokinen of groeifactorsignalen overbrengen die betrokken zijn bij hematopoëse, ontsteking en de afweerfunctie. Door remming van de enzymactiviteit van JAK1 moduleert het intracellulaire signaalroutes van signaaltransducers en activatoren van transcriptie (STAT's). JAK-remmers vallen onder de 'targeted synthetic' DMARD's (tsDMARD's).
Gebaseerd op farmacokinetische populatieanalyse was er geen klinisch relevant verschil in gemiddelde blootstellingen aan abrocitinib bij steady-state tussen adolescente patiënten en volwassenen met
normale lichaamsgewichten.
Tablet 50 mg, 100 mg, 200 mg
Matig-ernstig tot ernstig constitutioneel eczeem |
---|
|
Er zijn geen gegevens bekend over doseeraanpassing bij nierfunctiestoornissen.
Het veiligheidsprofiel bij adolescenten is vergelijkbaar met dat van de volwassen populatie.
Zeer vaak (> 10%): Misselijkheid.
Vaak (1-10%):Herpes simplex, herpes zoster. Hoofdpijn, duizeligheid. Braken, bovenbuikpijn. Acne. Creatinekinase verhoogd > 5 × ULN (veelal voorbijgaand).
Soms (0,1-1%): Pneumonie. Hyperlipidemie. Trombocytopenie (max. < 4 weken en reversibel), lymfopenie. Diepveneuze trombose en longembolie.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Behandeling alleen starten wanneer er geen geschikte behandelingsalternatieven beschikbaar zijn voor:
Bloedbeeldbepaling: behandeling niet starten bij een absolute lymfocytentelling (ALC) < 0,5 × 10 9 cellen/l, een absolute neutrofielentelling (ANC) < 1,2 × 10 9 cellen/l, een trombocytentelling < 150 × 10 9 cellen/l of een hemoglobinewaarde (Hb) < 6,2 mmol/l. Controleer 4 weken na aanvang van de behandeling volledig bloedbeeld en vervolgens conform protocol. Onderbreek de behandeling tijdelijk bij een absolute lymfocytentelling (ALC) < 0,5 × 10 9 cellen/l, een absolute neutrofielentelling (ANC) < 1 × 10 9 cellen/l, een trombocytentelling < 50 × 10 9 cellen/l of een hemoglobinewaarde (Hb) < 5 mmol/l.
Bij actieve, ernstige systemische infecties de behandeling niet starten. Controleer op tekenen van infectie tijdens en na de behandeling. Als een infectie optreedt, de patiënt monitoren; de behandeling tijdelijk staken als de standaardbehandeling van de infectie niet effectief is. Wees voorzichtig bij ouderen en diabetespatiënten wegens een hogere incidentie van infecties.
Weeg de risico's en voordelen af bij patiënten met:
Controleer vooraf op tuberculose (tbc); niet toepassen bij actieve tbc. Start bij nieuwe diagnose van latente tbc of eerdere niet-behandelde latente tbc eerst preventieve behandeling, vóór behandeling met abrocitinib te starten. Overweeg in gebieden met endemische tbc, patiënten jaarlijkse te screenen op tbc.
Controleer op virale hepatitis vóór start en gedurende de behandeling. Als HBV-DNA wordt gedetecteerd tijdens de behandeling, dient een leverspecialist te worden geraadpleegd. Abrocitinib is niet onderzocht bij patiënten die bij screening positief waren voor actieve hepatitis B (HBV) of hepatitis C (HCV).
Voorvallen van MACE zijn gemeld. Bij patiënten met RA en ≥ 50 jaar met ten minste één extra cardiovasculaire risicofactor werd een hoger percentage van ernstige nadelige cardiovasculaire voorvallen (MACE), gedefinieerd als cardiovasculair overlijden, niet-fataal myocardinfarct (MI) en niet-fatale beroerte, waargenomen bij tofacitinib (een andere JAK-remmer) vergeleken met TNF-remmers. Abrocitinib alleen gebruiken als er geen behandelingsalternatieven beschikbaar zijn bij patiënten ≥ 65 jaar, bij patiënten die roken of langdurig gerookt hebben en patiënten met een geschiedenis van een atherosclerotische cardiovasculaire ziekte of andere cardiovasculaire risicofactoren.
Voorvallen van diepveneuze trombose (DVT) en longembolie (LE) zijn gemeld. Bij patiënten met RA en ≥ 50 jaar met ten minste één extra cardiovasculaire risicofactor, is een hoger percentage van VTE, waaronder DVT en LE, waargenomen met tofacitinib vergeleken met TNF-remmers. Gebruik abrocitinib alleen als er geen alternatief beschikbaar is. Andere risicofactoren voor VTE dan cardiovasculair of maligniteiten, zijn hoge leeftijd, obesitas, een voorgeschiedenis van DVT/LE, oestrogeengebruik (anticonceptie en hormoonsuppletie), een erfelijke stollingsstoornis, een operatieve ingreep en langdurige immobiliteit. Monitor op risicofactoren. Staak de behandeling bij symptomen van DVT/LE, evalueer en geef passende behandeling.
Het risico op maligniteiten waaronder lymfoom is verhoogd bij gebruik van immunomodulerende middelen, waaronder JAK-remmers zoals abrocitinib. Het aantal maligniteiten, met name longkanker, lymfoom en niet-melanoom huidkanker (NMSC) nam toe in onderzoek met tofacitinib. NMSC's zijn ook waargenomen bij gebruik van abrocitinib. Onderzoek periodiek de huid, vooral bij risicofactoren voor huidkanker.
Dosisafhankelijke verhoging van bloedlipidenparameters is gemeld; controleer lipidenparameters 4 weken na aanvang en daarna op basis van het risico op cardiovasculaire ziekte van de patiënt. Weeg bij patiënten met een hoge belasting van cardiovasculaire risicofactoren de risico’s en voordelen van abrocitinib, vergeleken met die van andere beschikbare behandelingen voor constitutioneel eczeem, af. Bij verhoogde waarden behandelen volgens de geldende richtlijnen.
Virale reactivatie is gemeld, waaronder van het herpesvirus (bv. herpes zoster, herpes simplex). Onderbreek de behandeling bij optreden van herpes zoster totdat de verschijnselen zijn verdwenen. Infecties met herpes zoster zijn vaker gemeld bij een dosering van 200 mg, ouderen ≥ 65 jaar, een medische voorgeschiedenis van herpes zoster, ALC van < 1 × 109 cellen/l en bij patiënten met ernstig constitutioneel eczeem.
Gebruik geen levende, verzwakte vaccins tijdens of onmiddellijk vóór de behandeling wegens het ontbreken van gegevens over de respons op vaccinatie met levende of geïnactiveerde vaccins. Zorg vóór start van de behandeling voor voldoende vaccinaties, inclusief een profylactische vaccinatie tegen herpes zoster.
Abrocitinib is vooral substraat voor CYP2C19 en CYP2C9, en in mindere mate voor CYP3A4 en CYP2B6. De actieve metabolieten worden getransporteerd door OAT3. In vitro remt abrocitinib CYP2C19 en P-gp.
Niet beoordeeld:
Absorptie: famotidine verlaagt de AUC met ong. 35%. De AUC kan ook worden verlaagd door andere middelen die de pH in de maag verhogen (antacida, protonpompremmers); dit is echter niet onderzocht. Volgens de fabrikant moet bij combinatie worden overwogen de hogere dagdosis van 200 mg abrocitinib te gebruiken.
Afname abrocitinib: rifampicine verlaagt de AUC met ong. 56%; volgens de fabrikant wordt gelijktijdig gebruik ontraden.
Toename abrocitinib: fluvoxamine verhoogt de AUC met ong. 91% en fluconazol verhoogt de AUC met ong. 155%; bij combinatie adviseert de fabrikant de dosering te verlagen (zie D.).
Probenecide verhoogt de AUC ong. 66%; dosisaanpassing is niet nodig.
Abrocitinib verhoogt de AUC van omeprazol met ong. 189% en de Cmax met ong. 134%.
Abrocitinib verhoogt de AUC van dabigatran met ong. 53% en de Cmax met ong. 40%.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
OVERIGE DERMATOLOGICA | ||
---|---|---|
D11AX |
MIDDELEN VOOR DERMATITIS, EXCL. CORTICOSTEROIDEN | ||
---|---|---|
Dupixent
|
D11AH05 | |
Elidel
|
D11AH02 | |
Protopic
|
D11AH01 | |
Adtralza
|
D11AH07 |