Agalsidase β is een recombinante vorm van het enzym α-galactosidase. Het wordt na toediening snel opgenomen in de lysosomen van vasculaire endotheelcellen en van parenchymcellen, waarschijnlijk via de receptoren voor mannose-6-fosfaat, mannose en asialoglycoproteïne. Bij de ziekte van Fabry is er een tekort aan α-galactosidase. Verminderde of afwezige activiteit van dit enzym leidt tot ophoping van GL-3 in de lysosomen van veel celtypen waaronder endotheel- en parenchymcellen, wat uiteindelijk leidt tot nier-, hart- en cerebrovasculaire complicaties. Door substitutietherapie met agalsidase β wordt het ophopende GL-3 afgebroken.
Bij 15 kinderen in de leeftijd van 8.5-16 jaar (gewicht 27.1-64.9 kg) werden de volgende farmacokinetische gegevens gevonden bij een dosering van 1 mg/kg om de 2 weken [SmPC]
Uitgangswaarde | Na IgG-seroconversie | |
Cl | 77 ml/min | 35 ml/min |
Vd in steady state | 2,6 L | 5,4 L |
t1/2 | 55 min | 240 min |
Bij 30 kinderen in de leeftijd van 5-18 jaar werden de volgende farmacokinetische gegevens gevonden [SmPC]
Uitgangswaarde | Na IgG-seroconversie | |
Dosering 0,5 mg/kg om de 2 weken | ||
Cl | 4,6 ml/min/kg | 5,7 ml/min/kg |
Vd in steady state | 0,27 l/kg | 0,49 l/kg |
t1/2 | 88 min | |
Dosering 1 mg/kg om de 4 weken | ||
Cl | 2,3 ml/min/kg | 2,8 ml/min/kg |
Vd in steady state | 0,22 l/kg | 0,48 l/kg |
t1/2 | 107 min |
Poeder voor infusieopl. 5 mg.
Poeder voor infusieopl. 35 mg
Ziekte van Fabry |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
nfusie-gerelateerde bijwerkingen treden zeer vaak op. De meeste van deze bijwerkingen worden toegeschreven aan de vorming van IgG-antistoffen en/of complementactivering. Het gaat voornamelijk om koorts en koude rillingen, en verder ook oedeem in het gezicht, angio-oedeem, blozen, dyspneu, bronchospasmen, tachypneu, piepende ademhaling, hypoxie, ongemakkelijk gevoel op de borst, beklemd gevoel op de keel, rinitis, hypertensie, hypotensie, tachycardie, hartkloppingen, buikpijn, misselijkheid, braken, pijn in ledematen, spierpijn, hoofdpijn, jeuk en urticaria.
Zeer vaak (> 10%): paresthesie en koud gevoel.
Vaak (1-10%): (draai-)duizeligheid, slaperigheid, lethargie, (orale) hypo-esthesie, brandend gevoel, syncope. Tranenvloed. Oorsuizen. Bleekheid, bradycardie, opvliegers. Exacerbatie van dyspneu, hoesten, verstopte neus, nasofaryngitis. Diarree, last van de maag. (Maculopapuleuze) huiduitslag, erytheem. Rugpijn, gewrichtspijn, stijve of strakke spieren, spierspasmen. Vermoeidheid, asthenie, heet gevoel, hyperthermie, perifeer oedeem, pijn op de borst.
Verder zijn gemeld: anafylactische reacties en leukocytoclastische vasculitis.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Eerder voorgekomen levensbedreigende overgevoeligheid voor agalsidase β.
Immunogeniciteit: Het merendeel van de patiënten ontwikkelt binnen 3 maanden na start van de behandeling IgG-antistoffen tegen agalsidase β; in de loop van de tijd kunnen deze weer verdwijnen of afnemen, maar bij ca. 35% (in klinische onderzoeken) blijven ze in dezelfde mate aanwezig. Patiënten met antistoffen hebben meer kans op het ontstaan van infusiegerelateerde reacties. Controleer de antilichaamstatus regelmatig.
Bij lichte tot matige infusiegerelateerde reacties kan de behandeling worden voortgezet na het verlagen van de infusiesnelheid (~0,15 mg/min; 10 mg/uur) en/of profylactische behandeling met een antihistaminicum, ibuprofen, paracetamol en/of een corticosteroïd.
Bij ernstige overgevoeligheidsreacties de toediening onmiddellijk staken. Hierna kan de behandeling voorzichtig worden voortgezet met een lage dosis (50% van therapeutische dosis) en een lage infusiesnelheid (4% van standaard infusiesnelheid). Vervolgens op geleide van de tolerantie verhogen.
Niet beoordeeld: chloroquine, amiodaron, monobenzon en gentamicine kunnen de intracellulaire activiteit van agalsidase beta remmen.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
AMINOZUREN EN AFGELEIDE VERBINDINGEN | ||
---|---|---|
Cystadane, Amversio
|
A16AA06 | |
Carbaglu, Ucedane
|
A16AA05 | |
Carnitene
|
A16AA01 | |
Cystagon
|
A16AA04 |
ENZYMEN | ||
---|---|---|
Replagal
|
A16AB03 | |
Myozyme
|
A16AB07 | |
Strensiq
|
A16AB13 | |
Brineura
|
A16AB17 | |
Naglazyme
|
A16AB08 | |
Elaprase
|
A16AB09 | |
Cerezyme
|
A16AB02 | |
Aldurazyme
|
A16AB05 | |
Kanuma
|
A16AB14 | |
Vpriv
|
A16AB10 |
DIVERSE MAAGDARMKANAAL- EN METABOLISMEPRODUCTEN | ||
---|---|---|
Ammonaps, Pheburane
|
A16AX03 | |
Ravicti
|
A16AX09 | |
Oxlumo
|
A16AX18 | |
Zavesca
|
A16AX06 | |
A16AX | ||
Orfadin
|
A16AX04 | |
Kuvan
|
A16AX07 | |
Revestive
|
A16AX08 | |
Cuprior; Cufence
|
A16AX12 | |
Wilzin
|
A16AX05 |