Remt het enzym xanthine-oxidase, dat de oxidatie van hypoxanthine tot xanthine en verder tot urinezuur katalyseert. Door daling van de urinezuurspiegel in het bloed wordt verdere afzetting van urinezuur in gewrichten tegengegaan en worden uraten uit de weefsels gemobiliseerd.
Geen farmacokinetische gegevens bekend bij kinderen.
Tumor Lysis syndroom: Off-label
Lesch-Nyhan HPRT deficientie: dosering < 10 mg/kg/dag: Off-label
Glycogeen stapelingsziekte: On-label
Tablet 50 mg, 100 mg, 200 mg, 300 mg
Capsules 10 mg, 20 mg
Poeder voor infusievloeistof 1 g
Glycogeen stapelingsziekte |
---|
|
Hyperurikemie, tumor lysis syndroom |
---|
Lesch-Nyhan, HPRT deficientie |
---|
Aanpassingen als volgt:
Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van allopurinol en van de actieve metaboliet oxipurinol. Hierdoor neemt het risico op toxiciteit toe.
Klinische gevolgen:
Mogelijk neemt het risico op overgevoeligheidsreacties, zoals ernstige huidreacties, toe. Trombocytopenie, agranulocytose en aplastische anemie zijn gemeld. Symptomen van overdosering zijn misselijkheid, braken, diarree en duizeligheid.
Kans op overgevoeligheidreacties.
Vaak (1–10%): allergische huidreacties zoals huiduitslag en exantheem. Soms (0,1–1%): huidreacties (jeukend, maculopapulair, soms schilferig), maag-darmstoornissen zoals misselijkheid, braken (te voorkomen door inname na de maaltijd), diarree. Zelden (0,01–0,1%): ernstige overgevoeligheidsreacties met vervelling, koorts, lymfadenopathie artralgie en/of eosinofilie, incl. exfoliatieve dermatitis, toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom. Alopecia, haarverkleuring, vasculitis, gestoorde leverfunctie, hepatitis en levernecrose, urolithiasis. Zeer zelden (< 0,01%): Perifere neuropathie, neuritis, coma, verlammingsverschijnselen, paresthesie, ataxie, slaperigheid, epilepsie, depressie, hematologische reacties (trombocytopenie, aplastische anemie, agranulocytose), hoofdpijn, duizeligheid, vertigo, cataract, visusklachten, maculaveranderingen, xanthine-neerslagen in urinewegen, hematurie, uremie. (Reversibele) granulomateuze hepatitis zonder uitgesproken overgevoeligheid. Acute anafylactische shock, angio-immunoblastische lymfadenopathie . Angina pectoris, bradycardie, hypertensie. Recidiverende haematemesis, steatorroe, veranderde stoelgang, stomatitis, smaakverandering. Diabetes mellitus, hyperlipemie. Mannelijke onvruchtbaarheid, erectiele disfunctie, gynaecomastie. Oedeem, algemene malaise, asthenie, furunculosis.
Overgevoeligheidssyndroom (DRESS) gepaard gaand met koorts, huiduitslag, vasculitis, lymfadenopathie, pseudolymfoom, artralgie, leukopenie, eosinofilie, hepatosplenomegalie, afwijkende leverfunctiewaarden en destructie en verlies van de intrahepatische galgangen kan optreden; ook andere organen kunnen worden aangetast.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Allopurinol wordt beter getolereerd bij toediening na het eten. Voldoende vloeistof inname (2-3 l/m2/dag) en neutrale of licht alkalische urine is wenselijk. Dosering aanpassen bij verminderde nierfunctie en/of leverfunctiestoornissen.
Bij optreden van huiduitslag of andere overgevoeligheidsreacties de behandeling onmiddellijk staken. Na herstel van milde reacties beginnen met een lage dosering en deze geleidelijk ophogen; bij het overgevoeligheidssyndroom (DRESS), Stevens-Johnsonsyndroom en toxische epidermale necrolyse de behandeling definitief staken. Het kans op het ontwikkelen van deze ernstige overgevoeligheidssyndromen is verhoogd bij dragers van het HLA-B*5801-allel. Dit HLA-B*5801-allel komt voor bij tot 20% van Han-Chinezen, bij ca. 12% van Koreanen en bij 1-2% van mensen van Japanse of Europese afkomst (Kaukasische bevolking). Voorzichtigheid is geboden bij lever- of nierfunctiestoornissen (zo nodig dosering verlagen tot een maximale begindosering van 100 mg per dag en de dosering slechts verhogen bij onvoldoende effect). Bij gegeneraliseerde overgevoeligheidsreacties zijn meestal lever– en/of nierfunctiestoornissen aanwezig, met name bij fatale afloop. Periodieke controle van de leverfunctie wordt aanbevolen in het begin van de behandeling. Bij verminderde nierfunctie komen overgevoeligheidsreacties in hogere mate voor, met name bij gelijktijdig gebruik van thiazide-diuretica. Vrijmaking van uraatdepots kan in de eerste maanden van behandeling de frequentie van jichtaanvallen doen toenemen; dit kan worden verminderd door toevoeging van een prostaglandinesynthetaseremmer of colchicine en door geleidelijke verhoging van de dosering. Aangeraden wordt voor aanvang van een cytotoxische therapie de urinezuurspiegel in bloed en urine te bepalen. Bij hyperurikemie en/of hyperuricosurie is het wenselijk deze te normaliseren vóór men de behandeling begint. Om het risico van xanthineneerslagen in de urinewegen te verkleinen dient voor ruime diurese te worden gezorgd.
Relevant:
Allopurinol remt het metabolisme van: azathioprine, mercaptopurine en tioguanine (door remming van xanthine-oxidase); allopurinol moet worden vervangen, of de dosering van azathioprine of mercaptopurine moet worden verlaagd, zie aldaar. De combinatie met azathioprine wordt soms bewust toegepast, zie B.
Het effect van cumarinederivaten kan worden versterkt.
Hoge doses allopurinol (vanaf 600 mg per dag) remmen het metabolisme van theofylline.
Overig effect: de biologische beschikbaarheid van didanosine stijgt.
Bij combinatie met bendamustine zijn SJS en TEN zelden gemeld.
Niet relevant: de myelotoxiciteit van cyclofosfamide kan toenemen.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met capecitabine, fluorouracil of tamoxifen.
Niet beoordeeld: de plasmaconcentratie van ciclosporine kan stijgen.
Bij combinatie met amoxicilline is het risico op voor amoxicilline specifieke huidreacties verhoogd.
Benzbromaron, probenecide en hoge doses salicylaten kunnen de uitscheiding van de werkzame metaboliet oxipurinol versnellen en daardoor de werking van allopurinol verminderen.
Middelen die de urine zuur maken (zoals ammoniumchloride, ascorbinezuur) kunnen het risico op de door allopurinol geïnduceerde xanthinestenen vergroten.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
VERBINDINGEN ZONDER WERKING OP HET URINEZUURMETABOLISME | ||
---|---|---|
M04AC01 |