Diarylquinoline. Bedaquiline remt specifiek mycobacterieel ATP-synthetase, een essentieel enzym voor het opwekken van energie bij Mycobacterium tuberculosis.
De remming leidt tot bactericide effecten bij zowel replicerende als niet-replicerende tuberkelbacillen. Bedaquiline werkt bacteriostatisch bij veel andere mycobacteriële soorten.
Ongevoelig zijn: Mycobacterium xenopi, Mycobacterium novocastrense, Mycobacterium shimoidei en niet-mycobacteriële species.
BIj adolescenten met een lichaamsgewicht van 30-40 kg is de voorspelde blootstelling hoger vergeleken met volwassen patienten [SmPC]
Tablet (als fumaraat) 100 mg
Multi-drug resistente tuberculose |
---|
|
GFR ≥10 ml/min/1.73m2: aanpassing van de dosering is niet nodig.
GFR <10 ml/min/1.73m2: een algemeen advies kan niet worden gegeven.
Op basis van beperkte onderzoeksgegevens (n=15) zijn er geen aanwijzingen voor enig verschil in het veiligheidsprofiel bij adolescenten in vergelijking met volwassenen. (SmPC)
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, duizeligheid. Artralgie. Misselijkheid, braken.
Vaak (1–10%): diarree. Myalgie. Stijging van leverenzymwaarden. Verlengd QT-interval.
Meld bijwerkingen bij kinderen altijd bij Lareb
Bij adolescenten met een gewicht tussen 30 en 40 kg zal de gemiddelde blootstelling naar verwachting hoger zijn dan bij volwassen patiënten. Dit kan gepaard gaan met een verhoogd risico op QT-verlenging of hepatotoxiciteit.
Inname met voedsel verhoogt de biologische beschikbaarheid met een factor 2.
Resistentieontwikkeling is beschreven;
QT-verlenging: Vóór behandeling en ten minste elke maand tijdens de behandeling een ECG maken. Vóór de behandeling tevens kalium- , calcium- en magnesiumspiegel bepalen en deze zonodig corrigeren. Bedaquiline alleen na zorgvuldige afweging op strikte indicatie toepassen bij andere risicofactoren voor QT-verlenging: zoals relevante hartziekte, bradycardie, hypothyroïdie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen (zie rubriek Interacties) en congenitale of verworven QT-verlenging; bij aanwezigheid van niet te behandelen risicofactoren regelmatig elektrolyten en ECG bepalen. Als een syncope optreedt een ECG maken om QT-verlenging uit te sluiten. De behandeling staken bij een klinisch significante ventriculaire aritmie of een QT-interval > 500 ms (bevestigd met een herhaald ECG).
Gedurende de behandeling treden afwijkingen in leverenzymwaarden langzaam op en kunnen geleidelijk groter worden. Daarom vóór de behandeling en elke maand tijdens de behandeling en indien nodig de leverenzymwaarden (ALAT, ASAT, alkalische fosfatase) en bilirubine bepalen. De behandeling opnieuw evalueren als de ASAT- of ALAT-waarde > 5× ULN bedraagt en eventuele andere hepatotoxische geneesmiddelen staken.
Wees voorzichtig bij ernstige nierinsufficiëntie en/of matige tot ernstige leverinsufficiëntie.
Onderzoeksgegevens: Er zijn geen klinische gegevens over het gebruik bij latente infectie met Mycobacterium tuberculosis, extrapulmonale tuberculose en infecties met andere mycobacteriële soorten. Er zijn geen klinische gegevens over het gebruik als onderdeel van combinatieregimes voor de behandeling van niet-resistente tuberculose.
Bedaquiline is substraat voor CYP3A4.
Relevant: de plasmaconcentratie daalt door krachtige CYP3A4-inductoren.
Niet relevant: de plasmaconcentratie stijgt door krachtige CYP3A4-remmers.
Geen interactie: in de literatuur is onvoldoende onderbouwing voor interactie met QTc-verlengers.
Deze pagina geeft een overzicht van geneesmiddelen uit dezelfde ATC groep. Let op: Dit betekent niet per definitie dat deze middelen onderling uitwisselbaar zijn.
ANTIBIOTICA | ||
---|---|---|
Mycobutin
|
J04AB04 | |
Rifadin
|
J04AB02 |
HYDRAZIDEN | ||
---|---|---|
J04AC01 |
OVERIGE TUBERCULOSEMIDDELEN | ||
---|---|---|
Myambutol
|
J04AK02 | |
J04AK01 |